Vanochtend lag hij nog genoeglijk spinnend op mijn schoot, zoals zo vaak tijdens het ontbijt of het computeren. Vanmiddag stuurde ik hem bij thuiskomst voor de zoveelste keer van de eetkamertafel, poezen leggen graag beslag op plaatsen waar je ze juist niet wilt hebben. Vanavond liep hij nog achter me aan naar mijn auto, zijn staart als een vlaggetje omhoog.
Ik maakte het niet laat met mijn bezoek. Achteraf gelukkig maar.
Met zorgelijke gezichten liepen mijn buren me tegemoet. ‘Het gaat niet goed met je kat!’
Ik hoorde zijn kreten. Met verlammingsverschijnselen lag hij onder hun tuinbank. Enorme angst in zijn ogen. Ik hurkte bij hem neer, streelde zijn dikke katerkop, zijn vacht, en praatte zachtjes tegen hem. Even stopte zijn hulpeloos mauwen.
Wat de oorzaak was? Aangereden? Of toch uitzaaiingen van het gezwel dat drie jaar eerder was verwijderd? Alles is weg, zeiden ze toen.
‘Een dwarslaesie, compleet getraumatiseerd,’ constateerde de dierenarts. ‘Ik kan twee dingen doen.’
‘Hem laten inslapen is het ene,’ zei ik.
‘Inderdaad. Maar ik kan proberen hem de nacht door te helpen. Heel misschien is hij morgen iets beter. Dan behandel ik hem verder met prednison.’
‘Een psychologische zet naar mij toe,’ zei ik met een stem die op breken stond.
De arts keek naar de klok die half twee aanwees. ‘Morgen kan ik foto’s maken.’
In een flits zag ik Dikkie, de kater van mijn skeelermaatje: soortgelijk verhaal, geen redding meer mogelijk, ook niet na 24 uur.
Was het niet beter Rennie die medische poespas maar te besparen? Liet ik hem na zijn tijd sterven als we zouden vechten voor zijn leven? Wat voor leven was dat dan?
Ik streelde mijn dierbare poezenvriendje.
En besloot hem een zachte dood te gunnen. Hij mocht overlijden – over lijden heengaan.
Langzaam gleed hij weg, zijn jammerlijk mauwen verstilde, zijn ogen verzonken geleidelijk in een eeuwige vredigheid. Vocht kwam uit zijn grappig gevlekt neusje.
‘U heeft een goede beslissing genomen,’ zei de dierenarts. ‘Hij had ook vocht in zijn longen.’
Terwijl mijn tranen op Rennies vacht vielen stamelde ik iets over kanker en uitzaaiingen. De arts knikte.
Nu is het leeg en stil op mijn schoot. Ik zet het liefdeslied op dat Freddy Mercury zong ter ere van zijn poes Delilah. ‘Oh my – (…) You make me so very happy – you give me kisses (…) Meeow (…) You’re irresistable – I love you.’
Meeow, I love you, Rennie.