Een fluweelzwarte torpedo

Vechtlustig, snel, wendbaar, rank en slank. En tóch gaat dit niet over een Mirage, F16 of ander gevechtsvliegtuig. Het gaat in dit geval over een vis, wel even heel andere koek dus, ook al zie ik het verband tussen een Labeo bicolor en koek ook niet meteen. Hoewel… Het is bepaald niet altijd koek en ei met deze beestjes in de bak: laat er maar eens een los in uw aquarium.

Grote kans dat u, evenals ik, getroffen wordt door de schoonheid van dit dier. Het sierlijk gestroomlijnde lichaam is geheel zwart, met uitzondering van de felrode staartvin. Bij jonge exemplaren zijn de rug- en staartvin wit gezoomd, een tekening die na enkele maanden verdwijnt.
Deze tot de familie der Cyprinadae (karpers) behorende vissoort heeft sterk ontwikkelde lippen, die met hoornige puntjes zijn bezet. Zowel aan de boven- als aan de onderkaak van de onderstandige bek bevinden zich een paar baarddraden.

De naam van deze vis is geheel gebaseerd op de zojuist beschreven meteen in het oog springende kenmerken. Labeo betekent lip, bicolor tweekleurig. De felrood gekleurde staart gaf in Nederland aanleiding hem vuurstaart te noemen.

Rangorde door lichaamskracht

Het geslachtsonderscheid is moeilijk te bepalen. Aangenomen wordt dat de vrouwtjes zich door een meer gebogen buikprofiel van de mannetjes onderscheiden. Ook zijn er dieren waargenomen met donkere vlekken boven de borstvinnen, waarbij is opgvallen dat de forsere vissen doorgaans slechts één zo’n vlek tonen, terwijl meerdere vlekken werden gesignaleerd bij de in het algemeen kleiner blijvende dieren.

Wie echter het gebruikelijke ‘paartje’ koopt, zal spoedig vaststellen dat de één harder groeit dan de ander, wat niet het gevolg is van verschil in sekse, maar hoort bij rangorde door lichaamskracht. De sterkste vis is de grootste, de zwakste de kleinste. De regeling van deze volgorde kan gepaard gaan met hevige gevechten. Zijn de gezagsverhoudingen eenmaal duidelijk, dan nog laat de sterkste de zwakste niet met rust. Het dominerende dier zal voortdurend laten merken wie er de baas in huis is. De zwakste is daardoor bepaald geen prettig en doorgaans ook geen lang leven beschoren.

Ontbreekt het het arme dier bovendien nog aan een schuilplaats (te creëren met dichte bodembegroeiing van crypto’s), dan is hij dagen achtereen in het gelid met de valisneria of rechtstaand achter de thermostaat aan te treffen. Reden waarom in de meeste literatuur wordt aangeraden zich tot het houden van slechts één exemplaar te beperken.

En dan nóg kan deze fluweelzwarte torpedo met vlammend rode staart als een duvel uit een doosje tevoorschijn komen zodra andere vissen in het gebied dat hij als het zijne beschouwt ook maar één vin durven te verroeren. Niet alle vissen accepteren dat. De algeneters laten de Bicolor vaak genoeg met flinke schijngevechten zijn grote mond waarmaken. Ook andere vissen, waaronder zelfs het mannetje van de op zich vreedzame Colisa lalia (dwerggoerami), happen dikwijls stevig toe.

Stijgende onverdraagzaamheid

Bij serieuze gevechten zult u toch een keus moeten maken. Juist omdat de ruimte in een aquarium uiteindelijk toch maar beperkt is, hebben de vissen als het bij een strijd om leven en dood gaat, geen enkele reële uitwijkmogelijkheid. Denk vooral niet dat het allemaal vanzelf wel zal overgaan, want juist bij Labeo’s stijgt bij het ouder worden de onverdraagzaamheid. Het karakter van deze vis is dus beslist niet het meest gemakkelijke en het enige kruid dat ertegen gewassen is, is hem onderbrengen in een speciaalaquarium.

Een stromende beek

We gaan hierbij als volgt te werk. De Zuidoost Aziatische bergwateren waar de vuurstaart van nature leeft, vormen ons motief. Kiezelsteentjes, fijn tot heel grof, brengen we zo in de bak onder dat er een S-vormige bodemrichel ontstaat. Dit geeft het beeld van een uitgespoelde rivierbodem. Een zorgvuldig uitgekozen steen die zo mogelijk een zachte kant heeft, vertegenwoordigt aan één kant de rustige oever. Kleinere langwerpige steenbrokken van hetzelfde materiaal liggen zo op de bodem gegroepeerd dat ze enkele schuilplaatsen vormen en de indruk wekken dat ze van de oever in het water gevallen zijn.

Als planten komen hoofdzakelijk Cryptocorynesoorten zoals C. undulata, C. wendtii, C. grandis en C. affinis in aanmerking, waarbij we zo mogelijk twee soorten gebruiken en ze dicht groepsgewijs planten. Een goed uitgegroeide Aponogeton crispus bewerkstelligt een verdeling van de vrije waterruimte.

© Tommy Kronkvist, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons

Een met de grote van de bak harmoniërende wortelstronk die in dit geval fijn vertakt kan zijn, reikt van de zijkant achter in het gezichtsveld naar voren en is gedeeltelijk in het zand ingegraven. Dit zal de indruk onderstrepen dat hier een stromende beek aan het werk was. Een juiste verdeling van de decoratie-elementen is daarbij van groot belang. Door de scherpe tegenstelling van rotsen, zand en kiezel enerzijds en een plantengroep anderzijds ontstaat de indruk dat in een voortdurend veranderende beekbedding enkele planten een groeiplaats zoeken en vinden.

Omdat sommige van de vissoorten die we in de bak gaan onderbrengen schuilplaatsen bij de bodem verlangen, zorgen we er in ieder geval voor dat deze volop aanwezig zijn. We laten de temperatuur schommelen tussen de 24 en 26 graden Celsius. Het water dat om de drie à vier weken wordt ververst, filteren we over turf.

Acrobatische houdingen

Bij de keuze voor de vissen voor deze vissendoos geldt, zoals trouwens voor de meeste aquaria, de regel: vele vissen van één soort is beter dan één of twee exemplaren van veel soorten. In ons geval brengen we, al naar gelang de grootte van de bak (beslist groter dan honderd centimeter) vijf of zes Labeo bicolors onder: een flinke hoeveelheid vuurstaarten blijkt wel in het samenzijn te berusten. Verder een grote school Botia macracantha (clownbotia’s) en een kleinere school Barbus nigrofasciatus (purperkopbarbelen) of Rasbora elegans.

Clownsvissen en purperkoppen © Mgroch at pl.wikipedia, CC BY-SA 3.0,
via Wikimedia Commons

De Labeo’s zullen algauw naar algen gaan zoeken, daarbij de meest acrobatische houdingen tonend: kop omhoog, kop omlaag, dwarsliggend, met als variatie dezelfde standen in rugligging. Bladeren, stenen, kienhout, ruiten: alles wordt zorgvuldig afgeschraapt. Wordt de plantaardige kost in het vissenkot te schaars, dan moet groen vervangend voer worden bijgegeven: (zachtgekookte) kropsla en paardenbloemen zijn beide voor dit doel geschikt. Alhoewel de Labeo ook dol is op tubifex, muggenlarven, watervlooien, cyclops en droogvoer, is aan zijn armzalig happende bewegingen duidelijk te zien dat die hapsnap zijn dagelijkse kost niet is.

Liefdesspel

Zijn de vissen eenmaal gewend, voer dan de temperatuur eens op naar 28 graden Celsius. Soms zoekt dan plots een tweetal Bicolors elkaars gezelschap om vervolgens gezamenlijk de bodem af te snuffelen en als het meezit te gaan graven tot op de bodemplaat. Dit is een groots moment. Na een schermachtig liefdesspel worden er een stel glasheldere eitjes afgezet. Na ongeveer 48 uur verlaten de twee centimeter grote jongen het ei en pogen vervolgens, zoals pa en ma de vijftien centimeter lengte te bereiken. En daarmee is dus meteen het bakerpraatje dat Theo de Ruiter over de geboorte van Labeo bicolors bij elkaar dichtte, uit de wereld geholpen:

Een goudvis uit Hindelopen
zag men met een Black molly lopen
De liefde bleef niet uit
dat werd hommetje kuit
En Labeo bicolor dopen

Deel dit artikel: