Geen kat die er niet in slaagt overal de beste plekjes te bemachtigen. De eerste zonnestraal die binnenvalt weet hij te vinden. Languit strekt hij zich erin uit om vervolgens de kop op de pootjes te leggen en langzaam de ogen te sluiten. Doelbewust stevent hij op de net geparkeerde auto af, trefzeker springt hij op de nog warme motorkap en reduceert de glimmende bolide vervolgens tot toiletspiegel. Het huis waar zijn mandje staat neemt hij volledig in volgens de altijd weer efficiënte inpalmingstactiek.
Eerst vleit hij zich neer op de verboden zitbank, vervolgens gaat hij liggen sfinxen op de heilige eettafel en ten slotte staat iedereen oogluikend toe dat hij zich gewetenloos te slapen legt op het dressoir, tussen de sfeerverlichting, de hebbedingetjes en de foto’s van dierbaren in.
Bij vrienden installeerde de poes zich zelfs pontificaal in de kerststal, zodat zich daar het grootste deel van de dag drie dieren rond de kribbe bevonden.
Mijn voormalige huisgenootje was vooral een schootgeval. Zodra ik achter de computer plaatsnam kwam hij aanzetten. Mijn schoot, lekker warm en heerlijk zacht, ging voor hem boven alles. De meeste tijd nam hij daar genoeglijk spinnend de theemutshouding aan en kon ik rustig mijn tekstjes bij elkaar tikken. Maar soms eiste hij al mijn aandacht. Ging hij pal voor de monitor zitten met op zijn snoet de onvermijdelijke uitdrukking ‘Ben ik in beeld?’
‘Ja, ik zie je’, zei ik dan, om zijn dikke katerkop heenkijkend naar mijn tekst.
En wederom volgde dan een echte poezenstreek: als ik links om hem heenkeek, bewoog hij zijn kop naar rechts en schoot ik met mijn hoofd snel naar rechts dan ging hij in een even snelle rotgang met zijn kop naar links. Nee, er was op zulke momenten geen ontkomen aan het zicht op zijn tronie.
Een enkele keer vleide hij zich op mijn toetsenbord. Ik weet niet meer zo goed welke woorden er toen op mijn scherm verschenen. Maar sindsdien kan ik me wel voorstellen hoe de vulkaan Eyjafjallajökull die met zijn uitbarstingen in 2010 een groot deel van het vliegverkeer lamlegde, aan zijn naam is gekomen.
De computer is inmiddels vervangen door een laptop. De poes heeft dat niet meer meegemaakt zodat de tweestrijd met een schootcomputer door hem niet hoeft te worden aangegaan.
Ze zeggen wel eens dat poezen zich niet aan mensen hechten.
Dat is onzin.
Zelfs buurtpoezen komen in een drafje naar mij toe, hun staart als een vlaggetje omhoog.
Evenals honden herkennen ze je al van verre aan je stap. Dat doen koikarpers trouwens ook.
Of een hond een baas heeft en een kat personeel?
Ik heb zowel op honden als op katten gepast. En me daarbij vaker het personeel van de hond gevoeld. De hond moet immers worden uitgelaten, vier keer per dag zelfs. Een hele dag alleen thuis laten kun je de trouwe viervoeter onmogelijk. Daarom nemen veel mensen hem mee op bezoek. En dat moeten de gastheer en gastvrouw maar leuk vinden.
Hetzelfde laken een pak overigens met kleine kinderen. In dat geval neemt het gesprek zelfs een niveau aan dat niet veel verder komt dan: ‘Tatata, waar is ie dan?’ Over het lipje wordt een swipebeweging gemaakt. Zo wordt de kleine vertrouwd gemaakt met het noodzakelijke gebaar om tablets en smartphones te kunnen bedienen. En daar kunnen ze niet vroeg genoeg mee beginnen. Nijntje kan je zeker zo goed aaien op een peperduur streelpaneel.
Katten laten zich ook graag aaien. Daarin verschillen ze niet van honden. Maar opnieuw verstaan de mauwers daarbij de kunst voor zichzelf te zorgen veel beter. Met kop en lijf strelen ze zichzelf aan jouw been, bij voorkeur als je in de keuken bezig bent. De hond laat zich daar evenzeer graag vinden, gretig ontfermt hij zich over de toegeschoven pannen die hij voor het oog onberispelijk schoon likt. Het laat zich nu begrijpen waarom je de hond in de pot vindt als al het eten op is, alhoewel Vlamingen in dat geval de kat in de ketel aantreffen. Onze zuiderburen zien ook geen kat op straat terwijl wij er geen hond zien, of geen kip, of geen mens.
Een poes is sowieso veel voorzichtiger dan een hond. Als de eerste naar buiten loopt, gaat hij na enkele bedachtzame pasjes op zijn kont zitten om vanaf die plek al rondkijkend en rondsnuffend de omgeving in zich op te nemen. Een hond stuift meteen naar buiten. Kom je op bezoek bij iemand met een hond, dan komt hij direct aangestormd en springt tegen je aan. Een poes doet dat niet. In het uiterste geval kan het zomaar gebeuren dat hij zich niet eens laat zien.
Toch kleeft er aan een poes een heel groot nadeel. Soms wil hij je blij maken met een dode mus. Als mijn kater zo’n ontzield vogeltje de keuken in sleepte, dacht ik niet aan iets dat bijna niets waard is en evenmin aan een lekker hapje voor op een toastje. Nee, dan was het meer ‘Och arm’ en ‘Help!’
Kopfoto: © Lieneke Koornstra