Tijdje terug is mijn fiets gestolen. Nee, ik treur er niet om. Het was niet echt een fijne fiets. Te zwaar, zowel om op te trappen als om op te tillen op het bagagerek van mijn auto. Wat mij betreft had hij wat eerder gestolen mogen worden. Nog in de verzekeringstijd om precies te zijn.
‘Heb je al een nieuwe?’, wordt me gevraagd als het gestolen rijwiel ter sprake komt.
Met die vraag heb ik geen enkele moeite. Zolang het over een gebruiksvoorwerp gaat zoals de tv, de vaatwasser, de strijkbout of de haardroger, kan er makkelijk een nieuwe komen. Ten minste, zolang Bruintje het kan trekken.
Toegegeven, er zijn gebruiksvoorwerpen waarbij ik meer gevoel heb, zoals mijn auto, mijn smartphone en mijn laptop. Ik heb het dan ook over ‘mijn’, terwijl die tv en de riedel die ik vervolgens noemde, evengoed mijn eigendom zijn.
Als er iets is met mijn auto, smartphone of laptop, is het erger. Niet alleen omdat ik dan meteen onthand ben, ook omdat ik er een andere relatie mee heb. In mijn auto zing ik luidkeels mee met de muziek. Dat zie, laat staan hoor, ik mezelf in de bus of trein niet doen. In mijn auto heb ik wel eens een potje zitten te janken. In de bus of trein verbijt ik me als de tranen hoog zitten. En op mijn smartphone en laptop heb ik veel vertrouwelijke informatie staan.
Na het overlijden van een hond of kat wordt soms – zelfs al heel snel – gevraagd of je een nieuwe neemt. Nu gaat het om een uniek levend wezen met een eigen karakter, een huisgenoot die je blij komt begroeten als je thuiskomt, die gezellig bij je komt liggen op de bank en ja, waarover je ook wel eens bijna je nek breekt als je in de keuken bezig bent. Van een nieuwe Butty, Niels, Gijsje, Floortje of Rennie kan helemaal geen sprake zijn, net zomin als van een nieuwe man of een nieuw kind.
En dan nog die combinatie met nemen. Het is niet best als je wordt genomen. Dan word je immers bedonderd of misbruikt. Arm kind dat genomen wordt. Je neemt geen kind, je krijgt een kind. Of liever nog, je ontvangt een kind.
Nog zo’n dubieus woord: misbruik en dat dan met het woord seksueel ervoor. Alsof je iemand wel seksueel mag gebruiken. Gebruiken doe je een apparaat.
Wel is er een opmerkelijke overeenkomst tussen een apparaat en een dier, in dit geval tussen de eerder genoemde koelkast en hond. Beide kunnen immers aanslaan, al heeft het bij beide wel een totaal ander effect. Toch lopen bij mij eerder de koude rillingen over de rug als een hond aanslaat dan als de koelkast dat doet. Blaffende honden bijten weliswaar niet, maar ik heb het er niet op als zo’n joekel zo dominant tekeergaat.
En de baas maar zeggen: ‘Hij doet niets!’
Als ik dan antwoord: ‘Dus ook niet luisteren’, is het baasje boos.
In het ergste geval volgt er een serie scheldwoorden.
Schelden wordt tegenwoordig graag gedaan in combinatie met geslachtsonderdelen, uitwerpselen en ziektes. Ik vermoed dat het gebruik van dit soort verwensingen te maken heeft met indruk willen maken. Het is iets soortgelijks als het dominante geblaf van een hond.
Hond is trouwens ook een scheldwoord.
Evenals kat.
Onlangs zat ik in de tram. Enkele bankjes achter mij een groepje jonge gasten. Om de haverklap viel het woord kanker. Kankergoed. Kankervet. Kankercool. Kankergroot. Kankerhoer. Kankerhomo. Kankerhond.
Kanker als stopwoord.
Het levert bij mij verbijstering op. Omdat ik de impact van deze vaak dodelijke ziekte maar al te goed ken. Tegenwoordig is het stoer om te zeggen: ‘Krijg de kanker.’ Zoals het eerder stoer was om te zeggen: ‘Krijg de tering.’
Links en rechts rijst verzet tegen die nieuwe rage om kanker overal bij te betrekken. Het effect ervan zal niet veel anders zijn dan de pogingen van de Bond tegen Vloeken om het ijdel gebruik van de naam van God tegen te gaan.
Ooit verschenen op allerlei plekken posters van deze club, vooral in bushokjes. Goede plek, want daar wordt wat af gevloekt als het openbaar vervoer weer eens op zich laat wachten. ‘Vloeken is aangeleerd’, stond op die posters. ‘Bidden ook’, zag ik er eens onder staan.
Mijn moeder haalde altijd de naam van een profeet aan als iets haar zeer verbaasde. Zoals mensen nu in een dergelijke situatie Jezus aanroepen, deed zij dat met Mozes. Soms, heel soms zei ze ‘Jeetje’, wat natuurlijk een verbastering is van de naam van de man die ze als haar heiland zag. Wanneer hoor je dat nog?
Met krachttermen, scheldwoorden en popie-jopie-woorden gaat het dikwijls net zoals met fietsen en andere gebruiksvoorwerpen: vroeg of laat verdwijnen ze, waarna er weer nieuwe komen.
Kopfoto: © Sylvia Scheepmaker