Een kwartiertje. Meer tijd besteedde aanklaagster Mercedes Soiza Reilly er niet aan om voor Julio Poch en nog een vijftigtal andere Argentijnse junta-verdachten levenslang te eisen. In geval iemand verdacht wordt van autodiefstal zal de gemiddelde aanklager nog langer bezig zijn met zijn requisitoir.
Maar Soiza Reilly gaat kort door de bocht. Want Poch moet hoe dan ook schuldig zijn aan het dumpen van mensen boven zee, al hebben de getuigen à charge hun aanvankelijke verklaringen genuanceerd en is er geen boven iedere twijfel verheven bewijs tegen de voormalige Transavia-captain. Een zware straf als levenslang vereist onomstotelijk bewijs.
Poch heeft zelf altijd ontkend. Evenals Lucia de Berk en Ernest Louwes. Die namen noem ik hier niet voor niets.
Maar stel dat Julio Poch wél een aandeel heeft gehad in het laten verdwijnen van mensen in zee. Zou het dan niet vooral een kwestie zijn geweest van kiezen tussen het uitvoeren van deze onmenselijke doch door de overheid aan hem bevolen taak óf zelf de zee in worden gekieperd? Deserteren in een totalitair systeem is buitengewoon moeilijk en zeer riskant, temeer als je thuis vrouw en kinderen hebt in een door burgeroorlog verscheurd land. Hoewel daar veertig jaar na dato wellicht anders over gedacht kan worden, was daar van een reële keus geen sprake. Een zwaarwegend element voor matiging zo niet uitsluiting van schuld.
De acties waarvan Poch verdacht wordt, destijds begin twintig, zijn evenwel van een dergelijke orde dat ze volgens de conventies van Geneve nooit zouden zijn toegestaan. Toch mag dat geen excuus zijn om hem als verdachte te behandelen in strijd met de mensenrechten waarvoor de aanklagers pretenderen op te komen ten behoeve van de slachtoffers.
De gedachte achter mensenrechten is dat het universele rechten zijn. Het Argentijnse OM hanteert de mensenrechten echter selectief, getuige het feit dat Julio Poch zijn zevende kerst onberecht doorbrengt in een desolate gevangenis ten zuidwesten van Buenos Aires, ver verwijderd van zijn gezin. Zulks terwijl mensenrechten voorzien in berechting binnen een redelijke termijn. Hoelang kan redelijk zijn?
Alejandra Slutzky, van wie de vader in de Argentijnse juntatijd is vermoord, is mede-oprichtster van HIJOS, een organisatie die strijdt voor gerechtigheid voor de slachtoffers van de Argentijnse junta. Volgens de Stichting Foundation Justice for Julio Poch heeft het Argentijnse OM met haar strafeis richting de voormalig Transavia-captain, precies gedaan wat Slutzky wenste: strafeis en veroordeling met minder strenge bewijsvoering.
Toen er in 2010 sprake van was dat Poch mogelijk zou vrijkomen, was ze vol onbegrip. ‘Alle mensen die tot nu toe schuldig zijn bevonden voor de misdaden van de junta, zijn vervolgd op basis van de verklaringen van andere mensen. Omdat anderen getuige zijn geweest van hun daden. Niet omdat ze zelf gezegd hebben: ik heb het gedaan’, aldus Slutzky. Maar in het geval van Poch ontbreekt het aan ieder begin van direct bewijs, zoals bedoeld door Slutzky. Immers ten laste van Poch is enkel sprake geweest van hearsay-verklaringen en niet van waarneming op heterdaad.
Zelf heeft Poch al meermaals te kennen gegeven dat er niet gezocht wordt naar waarheid maar naar een zondebok. Je kunt je afvragen in hoeverre Poch zelf is gedumpt. En of het in deze zaak niet zo is dat het verlangen naar gerechtigheid wijkt voor het verlangen naar berechting, koste wat kost, ter bevrediging van wraak- en haatgevoelens.
Ooit las ik een artikel over een joodse man. Zijn hele familie was omgebracht in concentratiekampen. Op de dag van Jom Kippoer, de dag van de vergeving, richtte deze man zich in zijn gebed heel bewust ook altijd richting de Duitsers, richting de Japanners. Een compleet andere houding dan die van Simon Wiesenthal, die de Holocaust eveneens overleefde en zich ervoor inspande alle nazi’s die zich schuldig hadden gemaakt aan de genocide, voor de rechtbank te krijgen.
Ook zag ik eens een interview waarin twee voormalige beulen werden ondervraagd over hoe ze terugkeken op het voltrekken van de doodstraf toen die in hun land, Groot Brittannië, nog ten uitvoer werd gebracht. De ene zou het zo weer doen, vond dat de geëxecuteerden hun verdiende loon hadden gekregen. Het executeren van mensen die zware misdaden hadden begaan was in die tijd volstrekt legitiem en zo beschouwde hij het nog steeds. De andere beul had er slapeloze nachten van. Hij had gesprekken gevoerd met die mensen, had de mens in hen ontmoet. Het vrat aan hem. Onmenselijk noemde hij de doodstraf. ‘Why do we kill people for killing people to show that killing people is wrong?’
Het ontroert me keer op keer heel diep als ik stilsta bij die joodse man die op de dag van Jom Kippoer zijn hart opende voor zijn eerder meedogenloze vijanden, de Duitsers en de Japanners. Ik weet niet of mijn hart zo verlicht zou zijn als ik me in zijn situatie zou bevinden. Het is de boodschap van de beul die zich het meest aangesproken voelde door de mens in de ander, die me eraan herinnert dat mededogen en humaniteit van wezenlijk belang zijn. Wraak en haat scheppen geen gerechtigheid maar leiden tot dehumanisering, tot nóg meer slachtoffers, én daders.
Het lijkt mij geen kwaad te kunnen als alle betrokkenen in het proces tegen de verdachten van de dodenvluchten, wat langer dan een kwartiertje zouden stilstaan bij fundamentele waarden als rechtvaardigheid, mededogen en humaniteit. Poch wacht al meer dan zes jaar.
Enkele weken voordat aanklaagster Mercedes Soiza Reilly met haar eis kwam, bezocht ik Julio Poch. Mijn rapportage waarin ik zowel een beeld schets van de gevangenis waarin Poch verblijft als een aantal van zijn uitspraken de revue laat passeren die nooit eerder in de media zijn verschenen, kunt u hier lezen:
JULIO POCH HOOPT OP BETER RECHTSSYSTEEM IN ARGENTINIË