Drie maanden geleden deed Museum Tot Zover een oproep om foto’s van en verhalen over geliefde overleden dieren te delen voor de tentoonstelling De laatste aai. Alle inzendingen zouden in een dierenhemel een centrale plek krijgen.
Het leek me wel wat om mijn overleden poezenvriendje op deze manier een laatste aai te geven. Maar na voorzichtig het gordijn van de dierenhemel te hebben opengeschoven, vind ik tussen de diverse aandenken geen spoor terug dat herinnert aan mijn lieve Rennie. Ik moet toch even slikken. Gelukkig kan ik me zijn beeld nog heel goed voor de geest halen. Zo krijgt hij in deze dierenhemel alsnog die laatste aai.
Niet alleen de warme band die er met een dier kan bestaan staat in deze expositie centraal. Aandacht is er ook voor de discrepantie tussen de omgang met gezelschapsdieren en nuttige dieren.
In een van de ruimtes hangt een blok van 64 foto’s die de bezoeker oog in oog doen staan met even zovele varkensogen, ogen die herinneren aan het voor hamlappen opgefokte bestaan van deze dieren.
Ernaast een schilderij van een gestorven eendagskuiken waarvan het korte leven schril contrasteert met de maandenlange tijd die aan dit fijnschilderwerk moet zijn besteed.
Iets verderop een foto van een grafheuvel, gemaakt van twintig ton koeienbeenderen. Op de achtergrond is de hartenklop te horen van een inmiddels geslacht rund.
Andere foto’s tonen aangereden dieren uit het wild.
Op de grond ligt een meer dan levensgroot beeld van een dood paard. Het past er wel en niet. Het past er wel vanwege zijn nut als trekdier, rijdier en voedselproducent. Maar met zijn status als edel dier neemt het paard een positie in die de andere dieren in deze zaal volkomen vreemd is.
Hoe het beest aan die positie is gekomen? Tot de komst van de auto bewezen paarden hun diensten als vervoermiddel. Vanwege de uitstraling die het paardrijden opleverde, ontstonden er zelfs scholen waar gedoceerd werd hoe je je deftig op deze dieren kon voortbewegen.
Binnen dit statige geheel paste het een paard als een edel dier te beschouwen met een hoofd, mond en benen.
De laatste decennia wordt het vooral gehouden voor recreatie en sportactiviteiten. Eigenaren zijn in de regel liefhebbers die de dieren met veel zorg en aandacht behandelen. Van veel jonge meiden zijn het de lievelingen. Uiteindelijk belanden de meeste paarden evenals koeien, varkens en kippen ook bij de slacht, maar wel na een volstrekt ander leven, het leven van een gezelschapsdier.
De overige expositieruimten zijn hoofdzakelijk gevuld met aandenken aan overleden dieren die een speciale status genoten als huisgenoot. In een serie dubbelportretten van hond en baasje worden de laatste momenten van hun samenzijn belicht.
Eronder spreuken over wat liefde is: liefde is aandachtig luisteren, liefde is haar in de ogen kijken, liefde is nog eenmaal met haar dansen, liefde is de moed vinden haar te laten gaan, liefde is haar naar haar grafje dragen, liefde is haar omringen met bloemen.
De beruchte tas die Tinkebell maakte van het bont van haar eigen kat, staat er ook. Een bijschrift vermeldt dat het dier gedeprimeerd was. De kunstenares draaide hem eigenhandig de nek om, naar haar eigen zeggen uit liefde, en vilde hem vervolgens.
Over de stortvloed van verwensingen die ze kreeg wordt hier met geen woord gerept. Wel wordt de vraag opgeworpen waarom het doden van productiedieren voor consumptie wél is geaccepteerd en het doden van huisdieren niet.
De restanten van het skelet van wijlen Pinkeltje zijn ook te zien, alleen moet je daarvoor naar het Natuurhistorisch Museum in Rotterdam. Eerder begroef Tinkebell het lijfje in de tuin, maar toen ze drie jaar later verhuisde haalde ze de overblijfselen uit de grond.
Veel mensen begraven hun huisdier in de eigen tuin of bij gebrek daaraan in een plantsoen, de bossen of de duinen. De expositie toont diverse voorbeelden van deze bezigheden.
Ook staan er enkele grafstenen opgesteld, waarop teksten als: ‘Hier rust onze lieve Knabbel’ en ‘Rust zacht lieve trouwe Tips.’ Het zijn oude stenen, om bij Tips te blijven: hij overleed op 21 juni 1949.
Net als ik kiezen veel mensen voor crematie van een overleden huisdier. De as van Rennietje strooide ik destijds uit in de tuin op plekjes waar hij graag lag, de expo vestigt de aandacht op de as van kat Spotty die werd uitgestrooid op de laatste rustplaats van zijn oorspronkelijke eigenaar.
Aandacht is er volop voor het laten inslapen van een huisdier. Op een filmpje is te zien hoe de beroemde dierenarts dr. Pol samen met zijn gezin afscheid neemt van hond Freya. ‘Dieren zijn niet bang om te sterven’, zegt hij. ‘Mensen zijn bang. Dieren helpen ons inzien waarom verlies bij het leven hoort.’
Psycholoog Nienke Endenburg vertelt dat over het verdriet na de dood van een huisdier nog al eens lacherig wordt gedaan. ‘Maar het rouwen om een dier is vergelijkbaar met het rouwen om een mens’, stelt ze. Daarbij noemt ze een gemiddelde termijn van 8,5 maanden.
Destijds nog werkzaam in een groot ziekenhuis, kreeg ik als OR-lid maar twee andere leden mee om minimaal één dag bijzonder verlof te geven.
Het rouwproces om een geliefd dier wordt dikwijls onderschat. Het is geen kwestie van ‘dan neem je toch een nieuwe’. Zeker, de overeenkomst tussen een hond en een koelkast is dat ze allebei kunnen aanslaan, maar het behoeft geen uitleg dat de band met een hond volslagen anders is.
Om het verscheiden van dieren in de dierentuin wordt eveneens gerouwd. In een speciaal ingerichte hoek is eerbetoon in de vorm van tekeningen, kaarten en bloemen te zien voor de in Artis overleden oude leeuw Caesar en het jonge olifantje Mumba.
Leerlingen van de Lidwinaschool en Laterna Magica maakten dierbare doosjes als herinnering aan een geliefd dier. Dat kon een huisdier zijn maar ook een dood vogeltje op straat of een dier dat met uitsterven is bedreigd.
Vermeldenswaard is ook nog de op een muur aangebrachte tijdslijn ‘Dierbaar verdriet en verzet’ over de periode 2000 tot 200 voor onze jaartelling. Het begin herinnert eraan dat katten in Egypte als heilige dieren golden die na hun dood werden gemummificeerd. Het einde focust op de tochten en wakes die actiegroepen organiseren voor dode varkens.
Ertussenin wordt onder meer zichtbaar dat steeds meer mensen zich om het lot van nuttige dieren bekommeren. Ook ontwikkelingen als het verschijnen van een pootafdruk van een dier in rouwadvertenties, de komst van de Partij voor de Dieren en de herdenkingsdienst voor de papegaaien, duiven en honden die aan boord waren van de MH17, worden genoemd.
Wat opvalt is dat uitsluitend warmbloedige dieren centraal staan in deze expo. Koudbloedige dieren wekken kennelijk minder affectie op, vermoedelijk wegens het ontbreken van een aaibaarheidsfactor. Alhoewel…
Slangen en hagedissen aaien is tegenwoordig in, evenals het aaien van roggen en haaien. Op het internet circuleert zelfs een filmpje van een rode papegaaicichlide die helemaal in is voor een potje aangeraakt worden. Ook deze dieren hebben niet het eeuwige leven. Wat is hun uiteindelijke lot? Vuilniszak? Toiletpot? Of toch ook een plekje ergens in de tuin, het park, de bossen of de duinen? Of als consumptiedier gevangen en opgegeten?
In die ene ruimte waar de focus ligt op het lot van nuttige dieren, kan ik enige aandacht voor de koudbloedige dieren alleen maar warm aanbevelen. Hoe dan ook, de expositie confronteert niet alleen met rouw en discrepantie. Hij roept evenzeer bezinning op over thema’s als hechting, betrekkelijkheid, moraal, onherroepelijkheid, het definitieve en het absolute. Goed om te ervaren.
Tot slot verdient het een vermelding dat mijn lieve Rennie alsnog een plekje in de dierenhemel heeft gekregen nadat ik contact had gezocht met Museum Tot Zover over mijn bevindingen.
De laatste aai is nog tot 19 januari 2020 te zien bij Museum Tot Zover in Amsterdam, op het terrein van begraafplaats De Nieuwe Ooster.
Simone Henken, Liefde is haar omringen met bloemen, digitale foto, 2016
Simone Henken, Liefde is haar in de ogen kijken, digitale foto, 2016
Adriana van Zoest, Eendagskuiken, olieverf op doek, 55x80cm, 2015
Tinkebell, My dearest cat Pinkeltje, 2004
Foto uit de reeks Tineke Schuurmans, Oog in oog, 20x20cm, 2016
Werken gebruikt met toestemming van Museum Tot Zover.