Alhoewel niet leerplichtig houdt deze vis zich toch graag in scholen op. Op zijn zondags heet hij Phenacogrammus interruptus. Phenacogrammus is afgeleid van het Griekse woord Phenax, wat bedrieger, misleider betekent en Gamma (ook al Grieks) staat voor inkrassing en slaat op de onduidelijke zijlijn van dit dier. Het woord interruptus is afkomstig uit het Latijn en betekent onderbroken, wederom doelend op deze zijlijn. Een andere chique naam luidt Micralestes interruptus, ook weer gebaseerd op het Grieks. Micra is afgeleid van micros, wat klein betekent, lestes gaat door voor dief. Zijn Nederlandse benaming, Kongozalm. Slaat eenvoudigweg op het gebied waar hij van nature zijn habitat heeft.
De reden dat in de oude talen voor deze zeer vriendelijke vis toch een link is gelegd naar minder prettige karaktertrekken, heeft alles te maken met zijn uiterlijk. Bij een gunstige lichtinval laat hij alle kleuren van de regenboog zien: bruinachtig en iriserend metaalblauw glanzend op de rug, iriserende donkergele en olijfgroene tot blauwgroene kleuren op de flanken, zilverachtige violetkleuring op de buikpartij. En daartussen nog vele overgangskleuren. Als dat niet mooi is! Je weet niet wat je ziet en juist dat is bedrieglijk, misleidend. Maar die dief dan? Die prachtkleuren heeft hij ‘gestolen’ van de regenboog.
Franjeachtige slierten
Over zijn lichaam valt uiteraard nog wel wat meer te zeggen. Het is gestrekt en zijdelings afgeplat. De kop is relatief klein, de bek schuin omhoog gericht. De ogen zijn juist groot evenals de schubben. Het meest opvallend is het vinnenstelsel. De rugvin doet denken aan een wimpel en de middelste vinstralen van de staartvin wapperen in franjeachtige slierten uiteen. De kleur van de vinnen is grijs met een violette waas. De staart- en aarsvin hebben een fijne witte zoom, de staartvin vertoont bovendien een onregelmatige zwarte streeptekening. Het Kongozalmvrouwtje is, zoals gebruikelijk in de vissenwereld, minder fraai uitgedost. Ze is matter van kleur, heeft kleinere vinnen en mist de franjeachtige versierselen. Ook blijft zij kleiner dan de man met haar zeven à acht centimeter. Mannetjes kunnen wel een lengte van twaalf centimeter bereiken.
Uit de vinnen
Deze schitterende scholenvis verlangt een ruim aquarium. Een vissenkot dat kleiner is dan 80x80x40 moet beslist worden afgeraden. De Kongozalm zal niet doodgaan als gevolg van een wat kleinere behuizing, maar van rivier-uit is het dier gewend lange afstanden te zwemmen. Het spreekt dan ook voor zich dat een in gevangenschap gehouden exemplaar wel enigszins uit de vinnen moet kunnen!
Zorg om diezelfde reden voor een grote open zwemruimte met een goede randbeplanting. Kongootjes vinden het reuzefijn om zich tijdelijk even terug te kunnen trekken tussen hoog opgaand fijn- en grofbladig groen.
Smulpaap
De bodem van een vissendoos waarin Kongozalmen huizen, moet donker zijn. Te denken valt aan een bedekking met turfvezels of javamos óf aan een flink groot veld lage bodembedekkers. Op het watervlak liefst wat drijfgroen, bij voorkeur eendenkroos, daar smult deze vis van. Alhoewel deze vissoort zowel in hard als in zacht water kan worden gehouden, gaat zijn voorkeur uit naar wat zachter water. De temperatuur dient rond de 24 graden Celsius te schommelen. Enkele uurtjes invallend zonlicht stellen deze vissen zeer op prijs.
De Kongozalm is een alleseter, een schrokop, ee smulpaap. Droogvoer, kropsla, watervlooien, tubifex, alle kleuren en geuren muggenlarven, waterpissebedden, fruitvliegjes, watertorretjes, vliegenmaden: alles eet het dier. Problemen met het voer hebben we dus niet.
Liefdesavontuur
Omdat deze Afrikaanse tetra naast een mooi dier ook nog een lief dier is, is het heel leuk hiermee eens een kweekje te wagen. Het kweken van deze Characidae-soort is niet eenvoudig maar wel te doen.
De kweekbak mag niet te klein zijn, bijvoorbeeld 80x30x30. De bodem wordt bedekt met turfvezels. Zorg hierbij voor plaatselijke ophopingen zodat het vrouwtje de gelegenheid heeft eventjes weg te kunnen kruipen. Dek de bak geheel donker af, met uitzondering van de bovenhelft van de voorruit. Zorg voor zacht lichtzuur water (6 dH en 6 – 6,5 PH) en een temperatuur van 25 – 27 graden Celsius. Leent het water zich eenmaal voor een liefdesavontuur voeg er dan om het beschimmelen van de eitjes te voorkomen, methyleen-blauw of trypaflavine aan toe. Lucht de kweekbak vervolgens goed door. Nadat u hem nog enkele dagen heeft laten staan, laat u de kweekdieren erin los.
Liefdesspel
Het verhaal doet kond dat het een eis is de kweekdieren te voeren met zwarte muggenlarven en vliegenmaden. U zult zien dat de vissen in het begin als dollen door de kweekbak zwemmen, maar als we hen voldoende rust geven, is dat snel gedaan. Ook het aannemen van voedsel kan de eerste dagen een probleem zijn. Als de vissen eenmaal hun stekje gevonden hebben, kan het liefdesspel plaatsvinden. Al trillend lokt het mannetje zijn ega naar de paaiplaats die in de meeste gevallen vlak boven de bodem zal liggen. Dit ritueel kan uren duren. De eierafzetting kan zelfs verscheidene dagen in beslag nemen. U doet er dus het beste aan de ouderdieren tot een dag of vier nadat de eerste afzetting is waargenomen, in het kweekaquarium te laten. Eierroof is er niet bij.
Geen smaakjesthee
De licht barnsteenkleurige ongeveer twee millimeter grote eitjes van de Kongootjes hebben geen kleefkracht en zinken dus naar de bodem van de kweekbak. Na vijf à zes dagen komen ze uit. Een dag later zwemmen de al een halve centimeter grote jongen vrij en kan begonnen worden met voeren. De eerste dag met een paar druppeltjes Liquifryrood, de tweede dag met vers uitgekomen artemia-naupliën. Wees om verontreiniging te voorkomen, spaarzaam met het toedienen van Liquifryrood. Blijf echter met het oog op het uitkomen van de laatste jongen, dit babyvisjeseten wel vier dagen verstrekken.
Na een week of twee kan geleidelijk met groter voer worden bijgevoerd, zoals watervlooien en gehakte muggenlarven. Sommige kwekers melden dat het kroost na enkele dagen in aantal sterk afneemt. Enkelen stellen dat dit te voorkomen is door een pot thee aan het water toe te voegen, let wel, geen smaakjesthee. Zeker is in elk geval dat geregeld 1/5 deel van het water in de kweekbak ververst moet worden. Dat kunt u de eerste twee maanden met op temperatuur gebracht leidingwater doen. Daarna recht uit de kraan, maar wel langzaamaan. De jongen zijn dan alweer zo’n twee à drie centimeter groot. Na drie maanden zijn de mannetjes herkenbaar. En vervolgens kunt u nog vele jaren plezier aan het jongbroed beleven, want een Kongozalm kan makkelijk tien jaar oud worden!